Mission! Atriumfibrilleren

Atriumfibrilleren (AF), ook wel boezemfibrilleren genoemd is de meest voorkomende en ook de meest behandelde ritmestoornis van het hart. Het is een hartritmestoornis waarbij de boezems (atria) van het hart niet zoals normaal rustig en regelmatig samentrekken maar veel te snel en onregelmatig. De oorsprong van deze ritmestoornis ligt bijna altijd in het linker atrium/boezem. Snelle prikkels uit de longaders kunnen het boezemfibrilleren laten starten. Als het boezemfibrilleren er eenmaal is, houdt het vaak zichzelf in stand. U kunt boezemfibrilleren in aanvallen hebben of continu (24 uur per dag).

De pompfunctie van het hart blijft tijdens het boezemfibrilleren voor het grootste deel behouden. Dit komt doordat de kamers van het hart wel effectief blijven werken, maar nu in een onregelmatig ritme. Dit betekent dat goed behandeld boezemfibrilleren een relatief ongevaarlijke ritmestoornis is.

Onderverdeling atriumfibrilleren

  • Paroxismaal boezemfibrilleren. Een aanvalsgewijze vorm van boezemfibrilleren (twee of meer episodes). Dit zijn episodes van boezemfibrilleren welke weer binnen zeven dagen stoppen of gestopt worden. Het hart herstelt zich weer terug naar het normale ritme.  

  • Persisterend boezemfibrilleren. Boezemfibrilleren dat langer dan zeven dagen aanhoudt en die alleen opgeheven kan worden door medicatie en/of een elektrische cardioversie.  

  • Permanent boezemfibrilleren. De ritmestoornis is continue aanwezig. Deze kan niet meer worden beëindigd met medicatie en/of een cardioversie. Er wordt niet meer gestreefd naar het normale  hartritme.

Behandeling

Het Hart Vaat Long Centrum heeft een uitgebreid programma voor katheter- en chirurgische interventies op het gebied van atriumfibrilleren. Dit programma is bestemd voor patiënten die verwezen worden voor een katheterablatie, voor minimaal invasieve chirurgische behandeling van atriumfibrilleren (mini-MAZE, videogeassisteerd) of voor het sluiten van het linker hartoor. Daarnaast krijgen patiënten die een klep- of bypassoperatie ondergaan en waarvan bekend is dat ze AF hebben vaak een aanvullende operatieve AF behandeling. Patiënten worden gewoonlijk verwezen door hun eigen cardioloog. Ook patiënten met atriumfibrilleren die een second opinion wensen kunnen vanuit een ander cardiologisch centrum verwezen worden. Patiënten met complexere problemen worden in een team van ritmespecialisten besproken om zo de optimale therapie te kunnen aanbieden.

Behandeling: Boezemfibrilleren/Atriumfibrilleren (AF)-ablatie

Wanneer medicijnen niet (meer) werken tegen de aanvallen of als u de medicijnen niet goed verdraagt, kan een boezemfibrilleren ablatie (AF-ablatie) een optie zijn. Het doel van een ablatie is het weefsel dat de ritmestoornis uitlokt en/of onderhoudt elektrisch inactief te maken.

Via één of beide liezen worden lange slangetjes (katheters) naar het hart gebracht. Met deze katheters worden in het hart littekens gebrand of gevroren (de ablatie) rondom de longaders. De longaders bevinden zich in de linker boezem. Om in de linker boezem te komen, wordt vanuit de rechter boezem door het boezemtussenschot heen geprikt, tot in de linker boezem.
In de linker boezem worden om alle vier de longaders littekens aangebracht. Afhankelijk van de eigenschappen van uw boezem kan het nodig zijn aanvullend ook littekens te branden op andere plaatsten in de linker of rechter boezem. Deze littekens zorgen ervoor dat de elektrische prikkels die de onregelmatige hartslag veroorzaken worden geblokkeerd.

Een AF-ablatie duurt ongeveer 2-4 uur. De ingreep gebeurt op de hartkatheterisatieafdeling. Als de ingreep met vriezen gebeurt krijgt u plaatselijke verdoving en pijnstilling via het infuus. Als de ingreep met branden gebeurt wordt u helemaal in slaap gebracht (diepe sedatie).
De succeskans is afhankelijk van de ernst van het boezemfibrilleren (in aanvallen of continu) en van de grootte van het linker boezem: zo’n 70 tot 75 van de 100 patiënten krijgen in het eerste jaar na de ingreep geen boezemritmestoornis meer.

De risico’s zijn:  een liesbloeding of zwelling (ongeveer 3 op de 100 ingrepen), het ontstaan van een TIA (tijdelijke beroerte) of herseninfarct (opgeteld ongeveer 1 op de 200 ingrepen), een bloeding rond het hart (ongeveer 1 op de 200 ingrepen) en een beschadiging van de middenrifzenuw (vooral bij de vriesballon, ongeveer 2 op de 100 ingrepen) en tijdelijke uitval van de maagzenuw (bij de vriesballon; met tijdelijke klachten van opboeren en een vol gevoel; ongeveer 3 op de 100 ingrepen). De percentages van deze risico’s zijn voor iedere patiënt weer anders en kunnen dus alleen bij benadering gegeven worden.

Na de ingreep hebben de littekens in de linker boezem 1-2 maanden nodig om zich te vormen. In deze maanden kunt u dus nog aanvallen hebben zonder dat dit betekent dat de ingreep mislukt is. U gaat in deze periode dan ook door met de medicijnen die u voor de ablatie al had.
Om het risico op stolsels tijdens en na de ingreep zo klein mogelijk te houden moet u (als u die nog niet had) bloedverdunners gebruiken vanaf 3 weken voor de ingreep tot minimaal 3 maanden erna.

Behandeling: Mini-Maze-operatie

Bij sommige patiënten is het boezemfibrilleren al langer dan een jaar continu (24 uur per dag) aanwezig. In dat geval is de succeskans van een Maze-ablatie nog maar 30 tot 40%. Bij patiënten die veel last hebben van het boezemfibrilleren, geen ernstig overgewicht hebben en over een redelijke tot goede conditie beschikken, bestaat dan de mogelijkheid tot een Mini-Maze operatie.

De behandeling

Bij een mini-Maze-operatie wordt de ablatie onder narcose op de operatiekamer door de hartchirurg verricht. Via drie kleine sneden van 12 mm aan beide zijden van de borstkas worden er via een kijkoperatie littekens gebrand rondom de hele achterwand van de linkerboezem (de "boxlesie") aan de buitenzijde van het hart. Dit gebeurt op het kloppend hart, zonder hart-longmachine. Tijdens de operatie wordt gemeten of de littekens op dat moment de elektrische stromen blokkeren.

Meestal wordt bij deze operatie ook het hartoor verwijderd met behulp van een "stapler", een soort nietapparaat. In dat geval hoeft u op termijn ook geen bloedverdunners via de trombosedienst meer te gebruiken. Een enkele keer is het verwijderen van het hartoor technisch niet goed mogelijk, bijvoorbeeld omdat de basis van het hartoor te breed is.

Nazorg

De succeskans van een mini-MAZE operatie is ongeveer 80%. Na de operatie blijft u nog een nacht op de intensive care en ongeveer vijf nachten op de Verpleegafdeling Thoraxchirurgie. De herstelperiode na de operatie is duidelijk langer dan na de Maze-ablatie; u moet rekenen op enkele weken. De risico´s van deze ingreep zijn met name bloedingen en vochtophoping in het hartzakje na de operatie (enkele procenten met mogelijk een tweede kleine operatie).

Net als bij de Maze-ablatie hebben de littekens na de ingreep ongeveer drie maanden nodig om zich te vormen. In deze drie maanden kunt u dus nog aanvallen hebben zonder dat dit betekent dat de ingreep mislukt is. U blijft in deze periode dan ook de medicijnen die u voor de operatie al gebruikte doorslikken. 

Polikliniek Mission! Atriumfibrilleren

Na een katheterablatie of minimaal invasieve chirurgische ingreep worden alle patiënten door de verpleegkundig specialist gedurende een jaar drie keer gezien op de Mission! AF Polikliniek. Voorafgaand aan het polikliniekbezoek wordt ter evaluatie driemaal een holteronderzoek, tweemaal een fietsergometrie en eenmaal een echo van het hart verricht. Tijdens deze bezoeken wordt veel aandacht besteed aan het verbeteren van de leefstijl. Obesitas, hypertensie, slaapapnoesyndroom en alcoholgebruik zijn risicofactoren die de laatste jaren steeds vaker voorkomen. Behandeling van deze risicofactoren zorgt voor minder recidieven van atriumfibrilleren en een reductie van klachten. Na een jaar neemt de eigen cardioloog of de huisarts de behandeling weer over.